zaterdag 30 juni 2012

Emaille van Groningen (5)

Voor hem rijst een statige witte villa op. Als een onneembare vesting, de ramen verscholen achter luiken. Een rots in de branding. Een scheve grijns glijdt over zijn gezicht. Hij vraagt zich of hoe een vrouw als zij zich zo'n optrek kan veroorloven. Zou zij zo'n excentriek mens zijn, dat in het geheim schatrijk is geworden op de beurs of met slavenhandel en nu in het hoge noorden op geheel eigen wijze geniet van haar ouderdom? Hij loopt nog een paar moeizame passen verder. Zou ze hier helemaal alleen wonen? Misschien is er nog slechts één kamer bewoond. Welke? Hij telt de ramen in de benedenverdieping: zes. Boven zijn het er acht. Uit het dak steken nog een viertal dakkapellen. Voor elk raam lijken de luiken hermetisch gesloten. Verstandig in zo'n storm. Hij worstelt zich nog een paar passen verder tegen de wind in. Zijn ogen zoeken een ingang.

Een vaag gerucht bereikt zijn oor. Een stem, nauwelijks hoorbaar boven het gebulder van de storm uit. Hij kijkt achterom en ziet de oude vrouw midden in een groot woest bewegend veld van wat hij veel te grote rabarberplanten zou willen noemen. Ze wenkt. Ze roept. Hij verstaat er niets van. Wel is duidelijk dat hij moet komen. Hij gaat de verkeerde kant op. Hij werpt een laatste spijtige grijns op de veiligheid van de statige witte villa en volgt dan de oude vrouw het rabarberveld in. Inmiddels is zij verdwenen. Waar zij zonet nog stond, zwaaien nu reusachtige bladeren (van meer dan een meter doorsnee?). De bladeren rondom hem zijn nu net de zee. Gegeseld door de storm vormen ze golven en dalen. Onverwacht. Onvoorspelbaar. Gevaarlijk. Waar zonet nog een groene muur was, is nu een grote donkere peilloze diepte. Uiterst voorzichtig baant hij zich een weg. Een volgende bladergolf slaat hem vol in het gezicht. Hij struikelt, grijpt zich vast aan een harige stengel, wordt meegesleurd door de terugverende plant en valt bijna voorover. Waar is zij nu gebleven? De planten om hem heen zijn zo groot, dat hij alleen nog maar groen ziet. En de grauwheid van de lucht als de wind de bladeren weer eens uiteenslaat. Plus de donkerte beneden. Het is net alsof hij verdrinkt. Hij schreeuwt het uit. Een stevig blad slaat hem krachtig in de rug. Jaagt hem vooruit verder het veld in. Stengels buigen. Bladeren wijken uiteen. Zijn handen grijpen vooruit en omklemmen het hout met alle kracht die nog in hem is. Verbluft kijkt hij om zich heen. Hij ligt voorover op de grond. Ver boven hem beuken nog steeds de groene bladergolven op elkaar. Voor hem staat een deur. Zijn beide handen rond een deurpost; alle tien vingers wit van het knijpen. De deur hangt scheef in zijn hengsels. Een plotselinge windstoot brengt hem in beweging. Hij moet razendsnel opzij rollen wil hij niet door een hoekpunt worden geraakt.

Dit...? Haar huis...? Hij werkt zich op zijn handen en knieën. Een ogenblik lijkt het alsof de deur zomaar midden in de ruimte staat. Dan kijkt hij door de opening naar binnen. De grond loopt glooiend af tot in een zwarte vlek. Buiten om de deur en verder naar achter ziet hij nu allemaal ongelijke stukken hout. Net wrakhout, bijeengesprokkeld op het strand. Verder naar achteren een heuveltje, daarbovenop een boom. Het klopt dus: haar huis! Hij verzamelt zijn moed en stapt de drempel over. De storm helpt hem. Met een enorme klap slaat de deur achter hem dicht. Nu is het helemaal donker om hem heen. Stokstijf blijft hij staan. Door de duisternis komt een licht gegiechel op hem opdrijven. Omringt hem. Dringt zijn oren binnen. Vult zijn hoofd, zijn hersenen. Wedijvert met het gebulder wat de storm daar heeft achtergelaten. En dan beseft hij pas dat het hier bijna stil is. Geen storm die continu een aanslag op je oren pleegt. Hij wacht tot het zware suizen in zijn oren door het giechelen bijna is verjaagd en durft dan een aantal passen verder naar binnen te doen.
"Kom binnen. Kom binnen, mijn jongen."
Hij opent zijn ogen. Eerst ziet hij alleen maar duisternis. Dan hier en daar kleine reepjes licht. Vervolgens nog meer lichtreepjes. Ze komen van boven. Ze zijn opeens overal. Ze zetten de inhoud van het huis, het hol in een zacht schemerig licht. Het is hier veel groter dan hij eerst dacht. In de verte ziet hij een aantal onduidelijke contouren. Meubels? De oude vrouw?.
"Kom toch verder, mijn jongen! Je was toch welkom, zei ik?"
Eén van de contouren het verst weg heeft gesproken. De schaduw beweegt, krimpt ineen en is opgegaan in de andere schaduwen. Een luide giechel volgt.
"Welkom. Welkom. Kom toch verder. Je bent welkom. Hó... wacht!"
Hij bevriest midden in een onzekere stap.
"Zo ben ik toch geen goede gastvrouw? (giechel) Hoe heet je,  mijn jongen? Wat is je naam, mijn vriend? Zonder naam kan ik je toch niet welkom heten? (giechel)."
"Dave", zegt Dave en komt weer een paar passen dichterbij.

Terug naar  Emaille van Groningen: inhoudsopgave

De Patriarch (4)

“Misschien is het dan het beste om K.I. toe te passen?” stelde Gaston voorzichtig voor.
“Neen. Daar zijn wij al achteraan geweest. De K.I.-bureaus willen geen potten helpen, helemaal niet in ons geval, waarbij wij de baby direct bij de geboorte willen afstaan aan een of andere alleenstaande bewust ongehuwde vader. Neen. Het zal …..eh…. per natura moeten. Dat moet dan nog en detail zeer nauwgezet geregeld worden,  àls we accoord met je gaan. Waarom wil je eigenlijk BOV-vader zijn?
Voor Gaston kon antwoorden keek Nora voor het eest op en keek Gaston aan met een versluierde blik. Ze name een langzame trek aan haar sigaret. “Laat maar, Vivian. Het waarom interesseert mij niet. Ik ga accoord met hem. Wij moeten wel. Hij is de enige, die het om het kind doet en niet om mij of één of andere verwrongen Freudiaanse theorie. Oké?”
Vivian schokschouderde.
“Oké? Goed. Ik was gewoon nieuwsgierig.”
Ze deed een greep in haar PTT-tas.
“Het contract”, zei ze.
Nora trok zich weer terug achter haar pony en bemoeide zich totaal niet met de details, die de anderen moesten regelen bij het opstellen van dit contract. Behalve hoofdpunten, als het wettelijk afstaan van het kind, direcht bij de geboorte, aan Gaston, die financiële kant van de zaak ten aanzien van de problemen rond zwangerschap en bevalling, de risicoverdeling bij complicaties, informatieuitwisseling voor en tijdens de bevalling, het inroepen van deskundien, zoals een notaris, enzovoorts, enz, enz., moest ook de conceptie geregeld worden. Vivian vond dat deze bij hen thuis diende plaats te vinden, zodat de overlast voor NOra tot een minimum beperkt bleef. De conceptie zou geschiden des middags tussen twee en drie. Gaston diende niet voor twee uur aanwezig te zijn en niet na drie uur te vertrekken. Hier onderbrak Gaston haar en merkte zeer terecht op, dat hier bij voortduring gesproken werd aangaande conceptie, terwijl in werkelijkheid er nog slechts sprake was van een coïtus. Wie van hen kon garanderen, dat deze zou leiden tot het gevraagde en verlangde resultaat?
Bij nadere uitwerking hiervan werd nota genomen van Nora’s regelmatige menstruatiecyclus. Deze cyclus varieerde in lengte tussen de zevenentwintig en dertig dagen. Om de kans van een conceptie bij een coïtus te maximaliseren werd besloten dat respectievelijk op de twaalfde, veertiende en zestiende dag na aanvang van een nader te bepalen menstruatieperiode in de cyclus van Nora den daad verricht zou worden.
Gaston en Vivian vonden beiden, dat vijf dagen achtereen te veel van het goede (of minder goede) was. Rekening houdende met het feit, dat in de voorgestelde regeling coïtus rond de ovulatie zou plaatsvinden, de spermatozoïden volens de geleerden een levensduur van cica twee dagen behoorden te hebben en het ovum, volgens dezelfde of andere deskundien, gedurende haar tweedaagse tocht van ovarium via oviduct naar uterus bevrucht kon worden, moest de kans toch groot zijn, dat de conceptie gerealiseerd zou worden, indien de overeenkomst zoals geregeld ten uitvoer werd gebracht.
Gaston dicteerde, Vivian schreef en Nora ging accoord. Sneller dan ze verwacht hadden was de tekst samengesteld. Precies een week zouden beide partijen nog bedenktijd krijgen. Daarna werd een rechtsdeskundige ingeschakeld voor de bezegeling, uiteraard na een eventuele juridische verantwoorde tekstwijziging, waarmee beide partijen accoord moesten willen gaan.
Ter onderschrijving van de voorgenomen plannen werden drie jone jenevers besteld en brandde een niet verwachte duscussie los, waarin Nora zich danig weerde: over de naam van het product van hun overeenkomst. Gaston vond, dat hij in de keuze daarvan het alleenrecht had. Nora was het daar niet mee eens. Zij moest het kind neen maanden onder het hart dragen. Zij wilde het noemen met een klank, die haar aansprak. Een tweede ronde jenevers verdaagde de discussie tot een later tijdstip. Zij gaven elkaar een hand: Gaston, de toekomstige BOV-man, Nora, de toekomstige surrogaatmoeder, en Vivian, de vriendin, die alles in de gaten hield.
Gaston ging naar huis, meisjes terug naar G. Beide partijen dachten een week lang diep na en verborgen hun gedachten voor de buitenwereld.

Terug naar De Patriarch: inhoudsopgave 

De Grote Vacature Show

Twee kandidaten werden uit het overweldigende aantal belangstellenden uitverkoren voor de tweede ronde. Alle aanmeldingen waren door een deskundige lekenjury beoordeeld op vormgeving, originaliteit en zeggingskracht. De aanmeldingen van deze twee kandidaten waren hierbij als de beste uit de bus gekomen. Het was een nek-aan-nekrace geworden tussen de laatste tien, de verschillende waren ook minder dan miniem geweest, maar toch... slechts twee konden doorgaan naar de finale. Zo waren de regels van het spel. Daarover waren betrokken en toeschouwers het roerend eens. Afwijken van regels was toegeven chaos.

Nu kwamen beide kandidaten bijeen in de lobby van het plaatselijke hotel. Vanavond zouden ze hun laatste opdracht uit de handen van de spelleiding annex directie krijgen. Daarna konden ze zich terugtrekken voor de nacht om te genieten van een gezonde nachtrust of zich voor te bereiden op een topprestatie. Hoewel beide kandidaten daar niet van op de hoogte waren gesteld zou de keuze tussen beide opties meewegen in het eindoordeel.  Slechts één van beide keuzes leverde een ruime bonus op, die morgen in de eindstrijd wellicht het verschil zou maken tussen winnen of verliezen.
Ter overstaan van de directie en het voltallige personeel (hun toekomstige collega’s?) hoorden de kandidaten zwijgend de eindopdracht aan. Morgen moesten beiden op het plein voor het hotel een vlammende rede houden over de zin en onzin van persoonlijke ontwikkeling in een professionele context. Daarna zou een kandidaat gekroond worden tot overwinnaar en beloond met de verlangde functie. Verkiezingen waren veel beter voor het bedrijfsmoreel dan kille sollicitatieprocedures, toch!? Daarvan waren beide directieleden van overtuigd. Bovendien beleefde je er zo veel meer plezier aan, en... àls het een beetje meezat kreeg je zo via de regionale media gratis extra bedrijfsexposure.

Het toeval wilde echter dat beide kandidaten aangrenzende hotelkamers toegewezen kregen. De hotelier was dan ook niet in het wedstrijdcomplot opgenomen. Voor hem leverden deze bedrijfswedstrijden een aardig extra cent op, waar hij maar wat blij was in deze zware economische tijden. Hij wilde graag iets terugdoen en maakte de mooiste twee kamers voor de kandidaten vrij. En ja, deze lagen naast elkaar. Een niet al te gemeend “Welterusten!” naar elkaar mompelend verdwenen de kandidaten in hun respectievelijke kamers. Kandidaat A zakte dodelijk vermoeid neer op het bidet. Dit hele gedoe tot nu toe had hij als een uitputtingsslag ervaren. Zijn hoofd was leeg op een paar verdwaalde gedachten na. Bij de uitdrukking “persoonlijke ontwikkeling in een professionele context” kwam hij niet verder dan een verloren voetbalmatch op zaterdagavond en een teleurgestelde bonscoach die met opgeheven hoofd het veld en zijn functie verliet. Kreunend kwam hij overeind om de kamerkoelkast te plunderen, toen hij opeens een doordringende stem hoorde. Alsof iemand een toespraak hield. De bonscoach in de kleedkamer? Hij pakte een leeg tandenborstelglas en drukte deze tegen de muur. Kandidaat B bleek al stevig aan het oefenen. Duidelijk articulerend probeerde hij de rede te uit, waarmee hij de volgende dag hoopte te winnen.

“... Daarom meen ik mij te kunnen veroorloven te beweren, dat als niet weet wat je niet of wel weet, dat je dan ook nooit in staat zult zijn in het weten te groeien. Professionele context kan hierin zowel knellende vloek als een verruimende zegen zijn. Als het niet voor de uitoefening van je beroep nodig is te weten wat de hoed is en wat de rand, sterker nog, als je niet eens weet waartoe een hoed dient, wat is dan nog de ruimte voor persoonlijke groei?
Stel, dat je een eenvoudige medewerker bent, geboren en getogen in de directe omgeving van de organisatie. Stel, dat het voor je professioneel functioneren slechts noodzakelijk is om bijvoorbeeld acht onderscheidbare handelingen foutloos uit te voeren. Ligt het dan niet in de rede, dat je aan workshops en training persoonlijke ontwikkelingen een broertje dood hebt?

Op een bepaalde dag, als hij vanwege een onduidelijke privé kwestie voor het eerst van zijn leven de stad bezoekt en hij rustig door de stad loopt, bedenkend hoe zijn acht beroepshandelingen verder kan perfectioneren, wordt hij opgeschrokken door een groep rennende mensen. Ook hoort hij trommelslagen. In verwarring gebracht houdt hij een voorbijganger aan en vraagt wat de trommels te betekenen hebben.  “Brand!” roept de ander. “Word wakker, man. Er is brand! Wanneer er ergens brand uitbreekt, dan slaan we op de trommels opdat het vuur sneller kan worden geblust!”
Onze medewerker vindt dit zo’n geweldig idee, dat hij besluit zijn acht routineuze handelingen met een negende uit te breiden. Hij zoekt alle winkels in de stad af tot hij een trommel vindt, die hij vervolgens trots mee naar huis neemt. In zijn vrije tijd oefent hij zo veel hij kan, zachtjes weliswaar om zijn buren niet in dezelfde verwarring te brengen.

Wanneer er kort daarna brand op het werk uitbreekt pakt hij zijn trommel, haast zich naar de oplaaiende vuurzee en begint als een bezetene de vlammen toe te trommelen. Hij gaat zo op in zijn heroïsche inspanningen dat hij zijn collega’s compleet voor de voeten loopt. De vlammen zijn slechts met de grootste moeiten te doven. De uiteindelijke materiële schade is enorm.
Moe en somber vertrekken, alle medewerkers die hebben nog te redden wat er te redden is, naar huis. De volgende dag zal het pas werkelijk tot hen doordringen wat er is gebeurd, wat de gevolgen daarvan zijn en op wie ze de schuld kunnen afschuiven. Onze trommelheld blijft eenzaam achter. Met licht verbijstering staart hij beurtelings naar de trommel en de geblakerde bedrijfsresten. Wat is hier misgegaan? Zowel wat het professionele als het persoonlijke deel (...)”

Verslagen liet kandidaat A zijn schouders zakken. Beter zou hij het tijdens de finale niet onder woorden kunnen brengen. Zo snel als hij kon verwisselde hij het tandenborstelglas voor pen en schrijfblok. Kandidaat B was door zijn eigen enthousiasme inmiddels zo in vervoering geraakt dat hij ook zonder hulpmiddelen duidelijk te verstaan was. Woord voor woord noteerde kandidaat alle wijsheden die zijn concollega delibereerde. Voordat de volgende dag de grand finale los kon barsten wierp kandidaat zich in alle bescheidenheid op het spits af te bijten.
Kandidaat B hoorde tot zijn ontzetting hoe de ander het gras compleet voor zijn voeten wegmaaide... met zíjn verhaal! Wat bleef er nu nog voor hem over?

Na het wegsterven van het applaus glimlachte de directeur annex scheidsrechter hem minzaam toe. Kandidaat B kon wel door de grond zinken. Hij hapte naar adem en nam het woord.
“Geachte juryleden. Het applaus van zojuist was terecht. U hebt niet minder kan een meesterwerk kunnen horen. Ik acht mijzelf niet in staat een dergelijke prestatie te overtreffen. Mij blijft niets anders over dan om mijn geheel eigen manier u míjn proeve van optimale bekwaamheid te komen en de hoofdprijs waard te zijn. Ik zal de toespraak van mijn hooggeëerde medekandidaat woordelijk herhalen. Luister en oordeel zelf.”
Aldus geschiedde. De jury was unaniem in haar oordeel: persoonlijke groei in een professionele context was hier in optima forma tentoongespreid. Het was nu vrij eenvoudsig de meest geschikte kandidaat voor deze functie te benoemen.

vrijdag 15 juni 2012

De Patriarch (3)

Nora en Vivian keken de ruimte door. Hun ogen bleven rusten op Gaston. Ze hadden ook weinig keus. Hij was de enige met de jute tas met de rode, witte en blauwe balk. De beide vrouwen stevenden recht op hem af en stelden zich voor met een handdruk: een koele, stevige van Vivian; een lanere, lichte van Nora.
“Ga zitten”, stelde Gaston voor. “Willen jullie wat drinken?”
Verdraaid. Het kostte hem behoorlijk wat inspanning om deze twee zinnen zonder trillende stem uit te spreken en een warm gevoel in zijn nek niet te tonen in de vorm van een zich uitbreidende blos.
“Wij zijn eerst even cigaretten en zo gaan halen in een winkeltje verderop. Kenden we nog van vroeger”, deelde Vivian mee. Geen verontschuldiging. Slechts een kennisgeving. “Maar… twee koffie zwart, graag”.
Nora zei niets. Ze zat stil in de stoel tegen de muur en leek haar ogen te verbergen achter het donkere pony-haar. Gaston knipte met zijn vingers naar het meisje, dat hem zo straks geholpen had. Even later bracht de kelner twee zwarte koffie en een koffie verkeerd.
Aandachtig roerden ze alledrie in hun respectievelijke kopjes. Van onder zijn wenkbrauwen trachtte Gaston beide meisjes scherp te observeren.
Wie van hen beide zou….?
Recht tegenover hem: Vivian. Als de theorie klopte moest zij de dominante zijn. Ze stopte met koffie roeren. Ging rechtop op haar stoel zitten en stak een ciaret op. Circa vijfentwintig, schatte Gaston haar. Een regelmatig gezicht met een neus à la Barbra Streisand, twee bruine ogen, waarvan de felheid enigszins gedempt leek te worden door de kneine ronde bril, die hoog op de neusbrug rustte. Ze was gekleed in een oranje tuinbroek met daaronder een blouse van een iets donkere tint van dezelfde kleur. De bovenste twee knopen waren los, zodat haar zon- of zonnebank gebruinde huis zichtbaar was. De bovenrand van de tuinbroek riep zijn verder wandelende ogen een halt toe. Zijn ogen dwaalden weer terug omhoog…. Zou zij…? De sigaret brandde. Ze name een trek, keek hem aan, taxeerde.
Om gauw een houding te vinden deed Gaston een greep in zijn schoudertas en pakte het sigarettenpakje. Hij zou de enige niet zijn, die rookte. Tijdens het opsteken, hetgeen haast een rite leek, zoveel tijd besteedde hij eraan, keek hij naar de andere vrouw. Op de stoel rechts van Vivian, tegen de muur geleund: Nora. Zoals zij daar stil en lichtelijk voorover gebogen in haar koffiekopje roerde en staarde, was zij ongetwijfeld de ‘ondergeschikte’ partner in de relatie. Lang donkerbruin haar, dat losjes langs beide zijden van haar ronde, haast kinderlijke gezichtje neerhing en van voren in pony was geknipt. Deze pony-lok versluierde net haar ogen, die naar hij vermoedde, gelijk die van Vivian donkerbruin zouden zijn. Zij had dezelfde kleding aan als Vivian, alleen in donkerblauw. De blouse en tuinbroek verschilden nauwelijks in tint. Zou zij…? Als zijn indruk van hun traditioneel lijkende, vrijwel hetero-achtige verhouding juist was, dan moest zij…? Wilde hij dat? Voor de tweede maal in zeer korte tijd voelde hij een warm gevoel in zijn nek opkomen. Hij as hier niet om vrouwen op hun erotische waarde te schatten! Bah! Hij hopte dat K.I. een uitkomst kon bieden. Maar eigenlijk, wat hem nog meer intrigeerde dan wie van hen beiden en hoe dan wel – in alle technische details – was het waarom. Waarom hadden zij gereageerd op zijn advertentie? Waarom niet andersom? Waarom vroegen zij niet om een donorvader met als doel in een verder manvrije lesbische relatie een kind naar eigen inzichten groot te brengen in plaats van in te aan op het verzoek van een BOV-man om voor surrogaatmoedertje te spelen?
“Waarom?”
Vivian bleef hem taxerend opnemen. Nora zei niets en dronk haar koffie op. Vivian drukte haar sigaret uit en pakte haar kopje.
“Is dat nu al belangrijk? Eerst moeten we maar es overeenkomen of we willen, dat ….eh…jouw….voorstel ten uitvoer gebracht wordt. Dan kunnen we misschien nog eens over motieven en intenties praten. Misschien. Wie weet.”
“Ja, maar moeten we dan juist niet beslissen op grònd van onze motieven en intenties? Ik wil graag weten wat er negen maanden lang met …eh…mijn ongeboren kind gebeurd. En dat ik hem ook echt krijg daarna. Daar doe ik het om. Niet om de sex ofzo. Dan …eh…had ik wel…eh”.
“Heb ik dat gesuggereerd soms? Maar goed: Nora wil het pertinent een keer meegemaakt hebben zwanger te zijn. Zij, wij ambiëren volstrekt geen moederschap. Wij willen geen kinderen. Nora ook niet. Zij wil gewoon….nou ja…een keer zwanger zijn, al die veranderingen voelen die er dan in een vrouwenlichaam plaatsvinden. Ik ben er niet zo voor eigenlijk. Elke relatie bestaat echter toch uit geven en nemen, nietwaar?”
Gaston haalde onwillekeurig zijn schouders op. Hij was niet zozeer geïnteresseerd in de karakteristieken van een relatie, met name niet meer sinds de gedachte tot hem gekomen was.
Nora zweeg en stak een sigaret op.

Terug naar De Patriarch: inhoudsopgave

Emaille van Groningen (4)

De golven hebben nu echt de bruggen te pakken. Ze zijn nauwelijks meer te zien in een dikke deken opspattend schuim. De lantaarnpaal waar zopas nog de tas aan hing zwiept nu gevaarlijk heen en weer. Gebiologeerd kijkt hij naar de lamp die met het zwiepen aan en uit floept. En dan met een onhoorbare knal knapt de paal in tweeën.
 "Dát bedoel ik nu", schreeuwt de oude vrouw en gooit met een geraffineerd gebaar het touw los. "Vertrouw op mij."
Hij zwijgt en kijkt verlangend naar de wal. Hoewel de golven tot ruim over het wegdek komen... Ondanks het feit, dat sommige bomen dubbel buigen tot hun kronen de grond raken... Ofschoon vanaf zijn lage positie de vaste wal totaal onzichtbaar is geworden achter de dichte mist van schuim en water, verlangt hij immens. De oude vrouw schudt meewarig het hoofd. Ze stapt voorzichtig over hem heen tot in de punt van de boot. Tot zijn verbijstering lukt het haar nog steeds de omgekeerde pispot in de juiste positie op het hoofd te houden. Ze gaat zitten met haar gezicht naar hem toe. De horizont achter haar danst woest op en neer en heen en weer. Een golf van misselijkheid vult zijn slokdarm.
"Je mag wel wat doen! Straks slaan we te pletter."
De oude vrouw wijst dwingend op de twee roeispanen die pijnlijk in zijn rug drukken. Hoezo roeien!? Dit gaat hem te ver! Het ene moment sta je volledig in harmonie met natuur en cultuur te genieten van een ongekende storm in je geboortestad, het volgende moment word je door een rare kwibus van de wal hardhandig in de boot geholpen. Bekijk het maar! Hij wil zijn tas terug. Hij wil de wal terug. Hij wil zijn rust terug. Wat zeg je? Hij neemt terug wat van hem is! Hij komt overeind en wil een sprong naar de wal wagen... zo'n vier, vijf meter weg. Zes meter... zeven...
"Ik zou maar de roeispanen pakken, als je niet nog verder van huis wilt raken", klinkt het droog vanaf de punt van de boot. De oude vrouw heeft de pispot tussen haar voeten op de bodem gezet. Haar ogen zijn gesloten, het hoofd enigszins achterover. De wind heeft nu vrij spel in haar lange grijze haren. Als een fluctuerend aureool... nee, als de slangen van Medusa rukken ze aan haar hoofdhuid. Genietend trekt ze haar mondhoeken op bij elke nieuwe spatregenbui.
De boot is in middels in het midden van het kanaal beland. De draaiwinden hebben verloren van de harde rukwinden richting museumbrug. Hij duikt naar de spanen, slaat ze onhandig in hun bolders en rukt zo hard als hij kan het hout door het water. De oude vrouw geeft geen krimp, als de boot gevaarlijk overhelt en ter kennismaking een nieuwsgierige golf over de rand naar binnen stroomt. Hemeltjelief, wanneer heeft hij voor het laatst in roeiboot gezeten? In welke boot dan ook? Hij vecht met boot, spanen, wind en water alsof zijn leven er van af hangt. De boot slingert alle kanten op, maar zeker niet terug naar de veilige oever voor het station. Mee gaan met de stroom dan maar? Alleen een beetje bijsturen, dat ze niet tegen een dukdalf of een brugpijler aan knallen? Hij trekt de roeispanen in. De oude vrouw verstijft meteen. Ze spert haar ogen open en kijkt hem fonkelend aan. Ze zijn heel licht blauw, bijna grijs, met in beide ogen vlak naast de iris een intense felle bruine vlek.
"Doorgaan! Waag het niet op nu te stoppen. Hoe komen we ooit zo aan de overkant? Roeien! Roeien! Roeien! Werken voor de kost. Roeien!"
Hij roeit. Vanonder de halfgeloken leden houdt ze hem scherp in de gaten. De ontspannen uitdrukking op haar gezicht is verdwenen. Geraakt in zijn onafhankelijkheid wil hij er mee kappen. Hij weet alleen niet hoe. Hij roeit. Hij vecht. Hij spant al zijn spieren. Hij haalt. Hij trekt. Hij roeit. Zonder enig ritme. Opgejaagd door de storm. Half verdrinkend in opdringerige kanaalgolven. Hoe het hen is gelukt, weet hij niet, maar opeens slaan ze met een klap tegen de wal aan de centrumzijde van het kanaal. Ze breken tussen metershoge planten door en schuiven zo een paar meter door tot ze muurvast zitten in een diepe voor in het gras. Hij ziet sterretjes. Hij laat de roeispanen vallen en verbergt zijn gezicht in zijn handen.
"Goed gedaan, jochie. Zie je wel, met een beetje begeleiding is de jeugd wel in staat om iets te presteren. Kom. Opstaan! Van hieruit hebben we een prachtig uitzicht op het museumgebouw."
Hij kijkt tussen zijn vingers door. Het enige wat hij ziet zijn de woest bewegende bomen en struiken. Zo nu en dan slechts een glimp van geel en grijs en blauw.
"Het is wel goed", mompelt hij vermoeid.
"Kom maar",  antwoordt zij. "Je bent er wel aan toe om even bij te komen. Kom maar mee naar binnen."

Terug naar  Emaille van Groningen: inhoudsopgave



zaterdag 9 juni 2012

De Patriarch [Inhoudsopgave]

Inhoudsopgave van een verhaal dat groeit:

De Patriarch
Een feuilleton door Marcel van der Pol
Geschreven:1984 te Groningen













Het leek mij zo'n fascinerend idee om in de tijd dat BOM-vrouwen steeds bekender werden het verhaal te schrijven van een BOV-man. Wat zou mijn BOV-man bezielen om die keuze te maken (geen relatie, wel een kind, liefst van een onbekende)? Hoe zou hij de daaruit voortkomende problemen het hoofd kunnen bieden (je geen spermadonor, maar een draagmoeder nodig)? Tenslotte het vaderschap zelf....?

Emaille van Groningen [Inhoudsopgave]

Inhoudsopgave van een verhaal dat groeit:

  


Emaille van Groningen

Een feuilleton door Marcel van der Pol


Geschreven: Juli - augustus 2001; Groningen, Bretagne, Dordogne, 
Pyreneeën, Jura, Schwarzwald.







Emaille van Groningen
Een verhaal over twee bijzondere mensen, die elk een unieke visie op de werkelijkheid hebben.
Gesitueerd in Groningen, vlak naast de museumbrug. Als je het station uitkomt, zie je direct aan de overkant van het kanaal het opvallende Groninger Museum. De oever (aan de kant van het museum) is (in ieder geval "was" ten tijde van het schrijven) dicht begroeid met grote planten met reusachtige bladeren. Ik stelde mij zo voor dat ergens tussen deze planten mjn twee verhaalpersonages elkaar zouden ontmoeten... Wat dan? 

Eerlijk gezegd vindt hun ontmoeting al iets eerde plaats. Aan deze zijde van het kanaal.....

 "Je kunt hem al van verre aan zien komen. Als eerste zie je de rafelige punt van zijn oorspronkelijk zwarte, juten boodschappentas, als hij om de bocht van de tussen sluis en hoofdweg ingeklemde huizen komt. De tas wipt bij elke stap een halve meter opzij en omhoog. Even later wordt de rechterarm waaraan de tas hangt zichtbaar. Dan de hele man..."

Emaille van Groningen (3)

Hij krabbelt overeind. De rechterhand met de boodschappentas nog steeds diep in de zak van zijn jas gestoken. Volgens hem is de tijd gekomen om verder te gaan. Overal kom je zonderlingen tegen. Vandaag heeft hij zijn portie wel weer gehad. Weg is zijn stemming van algehele versmelting met de natuur. Hij werpt nog een laatste blik naar de overkant. Boomtoppen, wolken, wind en water... wat is de oerdans? Alles kreunt, steunt en beweegt om hem heen. Als je eens mee zou kunnen doen! Dan doet de wind opeens een geniepige aanval op zijn tas. Een wandelschoen glijdt weg in de door opspattend water nat geworden gras. Wild maaien zijn armen. De tas lijkt hem te ontglippen. Hij schreeuwt en dreigt de tas te volgen in de dans. De oude vrouw wijst hem op de subtiele verspringingen in het museumgebouw, terwijl zij met ijzeren kracht zijn pols grijpt.
"Zie je dat... Sta toch eens stil... Die onverwachte vormen... Luister dan toch...!"
Hij kan haar niet goed meer volgen. Zijn linkervoet zweeft boven het kanaalwater. Dikke schuimkoppen doordrenken zijn sokken en broekspijpen. Zijn tas is verloren. Op het moment dat de oude vrouw zijn pols grijpt, verliezen zijn vingers de controle over het handvat. Als een dronken vogel scheert de tas over het water, botst met kracht in een golf, springt op en wordt omhoog geblazen.
"Jonge lui hebben tegenwoordig geen respect meer voor kunst en cultuur."
Met een ruk heeft ze zijn oor naar haar mond toegetrokken.
"Krijg je de kans door een expert te worden voorgelicht, zit je een beetje met je voeten in het water te poedelen. Kom kerel, wees eens een beetje netjes. Ga zitten. Luister naar een wijze oude vrouw."
Hij kijkt langs haar heen naar zijn tas, waarvan het hengsel nu blijft haken achter een lantaarn op de museumbrug. Als zijn spullen er maar niet uitvallen. Als de wind de tas maar niet weer van de lamp van rukt. Als...
"Nee, je hebt gelijk." De vrouw schudt een paar maal fors zijn arm. Zijn oor wordt nu bijna tegen haar mond gedrukt. Hij kan nu horen dat ze elke harde klank  begeleidt door een zacht gesis.  "Helemaal gelijk! Dit perspectief is alleen goed voor toeristen. Moet je die brug zien. Ik was er op tegen. Helemaal op tegen. Wat moet je met een brug? Een brug nodigt uit tot oversteken. Wat betekent oversteken? Dichterbij komen! Waar dichterbij? Bij het museum? Zonde! Dit gebouw moet je bewonderen niet benaderen! Je moet diep onder de indruk raken, niet het betreden! Laten we naar huis gaan. Naar mijn tuintje. Daar tussen het groen, daar kun je pas echt van zijn nabijheid genieten."
Een paar extra rukken aan zijn handen zorgt er voor dat hij instemmend knikt. Twee tellen windstilte en de tas verliest het contact met de lantaarnpaal. Hij smoort een verwensing en wil naar de brug rennen.
"Nee, niet doen. Gevaarlijk! Zie je die golven dan niet!?"
De twee tellen windstilte is al weer ruimschoots voorbij. Razendsnel ronddraaiende winden slaan het water plat precies in het midden van het kanaal. Van daar uit vluchten golven alle kanten op. Beukend slaan ze op de oevers aan beide zijde en spoelen tot op het wegdek. Van schrik hapt hij naar adem. De laatste nog droge plekjes op zijn lichaam worden doorweekt door de grote druppelregens die de golven volgen. Ook de bruggen over het kanaal worden niet vergeten. De eerste golven slaan er al met kracht over heen.
"Wegwezen", fluistert hij.
"Welnee", verzekert zij. "Je moet alleen weten wat je wel en wat je niet moet doen."
"Dat weet ik!" schreeuwt hij en probeert zich los te rukken. Wat is dit voor idiote toestand!? Haar ijzeren greep wijkt geen millimeter.
"De jeugd van tegenwoordig. Niets kunnen ze meer zelf."
Onverstoorbaar klautert ze bij de wal naar beneden en  geeft hem een flinke zet tot hij in het bootje tussen beide spanen valt.
"U... Je bent toch niet... niet van plan..."
Zij geeft geen antwoord tot zij zelf in het wild dobberende bootje staat.
"Geloof mij, dit is de enige veilige manier. Kijk maar!"

Terug naar  Emaille van Groningen: inhoudsopgave