maandag 30 juli 2012

De Patriarch (5)

Om negen uur zette hij zich achter zijn scriptie. Ondanks het feit, dat het onderwerp nu in een geheel nieuw, misschien wel sprankelend, daglicht kon worden geplaatst, kon hij zich niet of nauwelijks concentreren. Rond half elf verliet hij gedoucht, geschoren, met gepoetste schoenen aan en gestoken in schoon boven- èn ondergoed het huis. Even had hij het plan opgevat zijn driedelig pak, dat hij ooit had moeten aanschaffen voor een jubileumfeest van zijn grootvader, aan te trekken om het officiële karakter van de samenkomst vanmiddag te benadrukken.
Hij liep richting station, gekleed in spijkerbroek, jas, schipperstrui en leren hesje. Om de tijd te doden liep hij met omweg via het faculteitsgebouw. De hal was vrijwel leeg. Slechts twee mensen stonden in gespannen houding voor het mededelingenbord. Gaston moest toegeven, het was nog relatief vroeg. Of de mensen sliepen of zij volgden een moeilijk definieerbaar practicum.
Hij haalde een bekertje koffie uit de automaat en ging achter de beide jongerejaarsstudenten staan. Hij probeerde tussen hen door een paar cijfers en namen te onderscheiden. De linker student draaide zich om, knikte stom en staarde weer naar de cijferlijst. Mompelend en gesmoord vloekend liepen ze weg, Gaston alleen achterlatend bij al die namen, die hem niets zeiden en al die getallen, die hem gezien zijn eigen ervaringen wel wat hoog uitgevallen leken.
Een vrolijke stem achter hem riep zijn naam. Gaston draaide zich om en ontwaarde een jonge man, gekleed als een corpsbal, die net uit een deur met een rood, brandend lampje te voorschijn kwam. “Zèg, kèrel. Wat curieus. Dat jij hier weer eens opduikt. Hoe staan de zaken. Heb je al een baan? Oh …. nog niet afgestudeerd. Lekker leventje. Wat zeg je? Scriptie. Uitstellen tot nader orde in verband met praktijktoetsing. Daar wil ik meer van horen. Leg eens uit, kerel. Ik snap er de bàlle niet van. Op naar de kantine. Koffie. Wat was ook alweer je onderwerp? Oh … juist ….ja…… juist ja! Meesterlijk, kèrel. Wat!? Koffie!
Dus als ik het goed begrijp, dat ..hmm…eh  …jij……..ja….ja…. Onwijs gaaf, man! Hebben jullie al een naam bedacht? Haha, grapje hoor. Dat moet altijd tot het laatste moment geheim blijven, hè. Ken ik overigens de gelukkige moeder? Wanneer………?”
De woordenstroom werd onderbroken op het moment, dat Gaston en de ander de kantine binnenkwamen. Een eminente verschijning stond op en blokkeerde hen de weg, Gaston enigszins dreigend in de ogen kijkend.

Terug naar De Patriarch: inhoudsopgave 

Emaille van Groningen (6)

Dan hoort hij dat andere. Dat vreemde, dat hem eigenlijk al eerder is opgevallen in het spel van haar gegiechel en het zware nasuizen van de storm in zijn oren. Muziek? Vreemde, onmenselijke, onaardse muziek. Hij komt van alle kanten. Hier de hoge tonen, daar de lage. Elders vergelijkbare klanken maar weer met een hele andere kleur. Weer ergens anders begint een tegenritme. De eerste impuls is rechtsomkeert te maken en te vluchten, terug de storm in. Voor geen goud wil hij in een hooky-spooky, newagerige situatie terechtkomen. Straks beweert ze nog heks te zijn. De pispot als toverkol. Hij deinst een paar meter achteruit. De muziek verandert. Hij stopt. Beweegt. De muziek beweegt mee. Dan houdt hij zijn hoofd scheef en luistert. Buiten buldert de storm. Zacht en als van heel ver weg. De storm is niet hier. Hij kan niet bij ons komen. Hij is boos. Hij raast en tiert. Zweept het kanaalwater op. Beukt in op de rabarberplanten voor de deur. Rukt aan de begroeiing van deze heuvel. Probeert elk kiertje en gaatje om binnen te komen. De storm, die dan alleen nog maar kan zingen in de lange lichtspleetjes. Die alleen nog maar kan variëren op de geluiden, die met het licht mee naar binnen komen. Met elke stap verandert de compositie. Dave glimlacht tevreden. Hij is gewoon op bezoek bij een oude vrouw in een hol. Een beetje vreemd misschien. Echter een goede schuilplaats voor de storm.

Even verderop verbreedt het hol zich. Nu zijn ogen aan het zwakke licht, de ontelbare baantjes licht met hun dansend stof,  zijn gewend, onderscheidt hij de inrichting. Langs de muren staan allerlei oude meubels opgesteld. Vooral kasten. Veel boekenkasten, volgestouwd met allerlei onduidelijke voorwerpen en prullaria en nauwelijks een boek. Hier en daar een secretaire. Met stoel. Een hoge gesloten klerenkast. Een stel tafels. Daarboven een wandversiering, soms een lamp, soms een schilderij. Twee keer een aquarium. Leeg? Midden in de kamer staat een lage rooktafel, met daarbovenop een reusachtig televisietoestel, zo groot als je dat alleen in de jaren zeventig kende. Daarnaast staat een piepklein driepotig krukje. De vrouw des huizes zelf zit op een oude, krakende schommelstoel voor de televisie. Ze wiegt, de beide handen gevouwen op haar buik en kijkt. Dave lijkt vergeten. Tegen de achterwand, bijna niet te zien, ligt een hoge stapel matrassen met een vormloze hoop (kleren? dekens?) er bovenop.

Dave gaat zitten op het krukje, naast de televisie en kijkt naar de oude vrouw. Ze lijkt zich totaal niet meer van hem bewust. In elkaar gezakt zoals alleen maar oude mensen dat maar kunnen, zit ze naar voor en achteren te wiegen en kijkt met lege ogen naar het scherm voor haar. De pispot heeft ze afgezet. Deze staat nu onder de stoel. Haar lange grijze haar hangt als een vervuilde waterval om haar hoofd. De ontelbare kleren houdt ze nog steeds stijf om haar heen vastgesnoerd. Kleuren zijn in dit licht nauwelijks te onderscheiden. De herinnering aan buiten begint bij hem reeds te vervagen. Was ze nou een bonte kledingbaal? Of een stemmig in veel lagen passende kleding gestoken vrouw? Hij volgt haar ogen en ziet alleen een donker scherm. Quasi toevallig buigt hij zich ietsje achterover en kijkt bij de achterzij van het toestel naar binnen. Het inwendige is een grote puinhoop. Waarschijnlijk is de beeldbuis het enige wat niet aan diggelen ligt.

Hij staat vlug op, voor de oude vrouw hem betrapt en kijkt nog maar eens de ruimte rond. Kasten, tafels, spullen, schilderijen, lampen, aquaria. Hij loopt naar het grootste aquarium. Het is half gevuld met helder water. Geen zand, geen planten, geen vissen, geen pompje. Alleen water en aan de oppervlakte een klein bootje. Hij drukt zijn neus tegen het glas. Het is een klein roeibootje. Twee mensen. Een man en een vrouw. De man roeit. Het lichaam vol inspanning helemaal achterover gestrekt. De roeispanen diep in het water. Hij vecht duidelijk tegen de elementen. De vrouw voorin zit nonchalant lichtelijk naar een zijde overgeheld. Een hand doelloos in het water. Ze is stukken ouder. En dikker. Op haar hoofd een witte niet nader te definiëren hoofddeksel. Dave zucht. Zo is het leven nu altijd. De vrouwen laten de mannen werken. Hij komt overeind, rekt zich uitgebreid uit en constateert dat gedane arbeid dorstig maakt. Zou hier... Hij heeft toch iets gezien... Daar schuin boven het hoofd van de oude vrouw. Hij kan duidelijk de omtrekken van een hertenkop aan de muur zien hangen. Om de hals hangt een veelkleurig lint, als van een medaille. Aan het lint hangt... groot en groen... Dave likt zijn lippen. Hij kijkt naar de oude vrouw. De schommelstoel schommelt. De oude vrouw staart nog steeds naar het lege televisiescherm. Ze is hem vast vergeten. En haar gastvrijheid. Schande. Oké, niet boos worden. Hij is niet beledigd. Hij kan zichzelf wel helpen. Doelgericht stevent Dave recht op de hertenkop aan de muur af.

Terug naar  Emaille van Groningen: inhoudsopgave