woensdag 13 augustus 2014

Mijn grootvader Redhead (deel 1)

Deel 1

Ergens in de wereld staat een huis, een bijzonder huis. Als je in de omgeving rondvraagt wat dit huis zo bijzonder maakt krijg je verschillende antwoorden.
Volgens de man die het huis ooit liet bouwen (laten we hem en al zijn mannelijke nazaten John King noemen) is dat alleen maar omdat het van hem en zijn familie is. Plaats en omvang komen hem rechtens toe, gewoon omdat zij zijn die zij zijn. Het huis is bijzonder omdat hij een bijzonder mens is. Dwars tegen alle architectonische mores van zijn tijd in liet hij het huis precies zó bouwen, zoals hij het in zijn dromen voor zich had gezien. Dat beeld en die uitvoering zou ik, als verteller van dit verhaal, nu niet meer kunnen beschrijven, omdat alle John Kings na hem ieder hun eigen droom wilden verwezenlijken zonder de ideeën van hun voorvaderen helemáál teniet te doen.
Andere mensen uit de omgeving zullen dit huis dan bijzonder noemen, omdat het een dermate lelijke ratjetoe van stijlen is, dat je geen enkele oorspronkelijkheid meer terug kunt vinden. Het huis vinden zij een schandvlek voor de natie. Het zou afgebroken moeten worden en plaats maken voor... ja, voor wat eigenlijk? Daarover lopen de meningen dan weer zozeer uiteen, dat elke afbrekende of opbouwende actie in de kiem wordt gesmoord.

De negentiende generatie John King was zeer goed op de hoogte van de uiteenlopende meningen. Het kon hem niet veel schelen. Hij vond het huis toch al niet zó bijzonder. Een huis was en bleef een huis. Voor hem was het vele malen belangrijker om volledig te kunnen doen en laten wat hem hem beliefde. Tenslotte stamde hij uit een eeuwenoud voornaam geslacht en als lid van zo'n geslacht vielen jou gewoon een aantal voorrechten ten deel. Zo zat de wereld tenslotte in elkaar. En als hij het zinvol ... nou ja, in ieder geval 'prèttig' achtte ... zo belangrijk was 'zinvolheid' nu ook weer niet... Als hij het dus prettig vond om vanuit de bijkeuken een lange ondergrondse gang te laten graven, die uit moest komen aan de andere zijde van de heuvel, uit het zicht van bordes en voordeur, moest hij dat helemaal zelf weten! Tweemaal stortte de gang tijdens het graven in. In het totaal kwamen daarbij negentien grondwerkers om (respectievelijk acht en elf). De toenmalige John King vond dat wel symbolisch en toastte op de overledenen. Na twee jaar was de gang klaar. Lengte: driehonderd meter. Ingang vanuit het huis en oprijlaan gezien uit het zicht. Afgesloten met een eenvoudige, maar stevige eikenhouten deur. Je moest tenslotte niet hebben dat mensen zomaar zonder overleg en toestemming in je privé-domein konden treden. Toen de gang klaar was liet John King heel ceremonieel een koperen plaatje op de eikenhouten deur bevestigen met de tekst "dienstingang". Na een week liet hij het plaatje alweer verwijderen en boven de haard in de kleine rooksalon bevestigen: herhaaldelijk een plezante aanleiding voor geslaagde anekdotische grappen. Waarom zou zo'n plaatje buiten ook nodig zijn? Leveranciers en andere bedienden hoorden sowieso vanzelf al te weten welke ingang voor hen was bedoeld. Buitendien was de kans groot, uitermate groot zelfs, dat toch niemand van hen voldoende kon lezen om de tekst op het bordje te begrijpen

In de annalen van de lokale geschiedenis staat nergens geschreven of deze bijzondere dienstgang ook ooit is gebruikt en wat "de leveranciers en andere bedienden" vonden van de verplichting op deze wijze achterom hun toegang tot het huis te zoeken. John King XIX heeft nog vele jaren in goede gezondheid geleefd. Daar hijzelf uitdrukkelijk in zijn persoonlijke memoires liet optekenen, dat hij geen gram voedsel of druppel vocht tot zich wenste te nemen dat niet volledig langs de daarvoor geëigende wegen tot hem werd gebracht, vermoed ik dat mogelijk ondanks de protesten elke dag wel iemand zich gedurende het leven van John King XIX aan deze ondergrondse poort heeft gemeld. Eerlijk gezegd wordt de gang überhaupt niet in de lokale annalen vermeld. Alle buitenissigheden van het huis worden in details beschreven, over de gang zwijgt de geschiedenis in alle talen. Waarschijnlijk heeft ook niemand van de John Kings na hem van de gang gebruik laten maken. Of dat nu uit schaamte, piëteit of louter afzetten tegen de voorgaande generatie is geweest... Ik kan het niet meer navragen. De John Kings van dit bijzondere huis zijn in de loop van de tijd  allemaal verdwenen; opgegaan in rook, lijkt het wel.

De ene dag was het nog een drukte van belang. De volgende dag ... niemand. Een leeg huis, zonder ziel. Na een paar onzekere jaren kwamen de eerste nieuwe bewoners het huis kraken. Goede huisvesting was in die tijd moeilijk te realiseren. Mensen van buiten de streek waren het. Lokale bewoners waren nog niet toe om zich een King-huis toe te eigenen.
Vierentwintig families bleken er in het huis te kunnen wonen, zonder al te veel last van elkaar te hebben. Vijf generaties om het samenleven in het King-huis uit te testen. Vijf generaties voordat mijn grootvader Redhead het levenslicht zag. Het enige wat men toen nog over John King kon vertellen was dat hij de naamgever was van het huis was, dat inmiddels "Kingdom" was gaan heten. Voor mijn grootvader Redhead was het Kingdom een plek dat van boven tot onder en van voor tot achter onderzocht moest worden. Zelfs op volwassen leeftijd zorgde het Kingdom nog regelmatig voor verrassingen.

En toen op een dag was hij opeens verdwenen, vrouw en een kind achterlatend. Nooit is er meer iets van hem vernomen. Er ontstonden wel wilde verklaringen en ideeën, waarvan... Ach, laat maar zitten. Dat is ook niet zo belangrijk. De breedst gedragen verklaring was dat hij het leven in het Kingdom toch niet langer meer verdragen kon en de wijde wereld in was getrokken. Omdat dat nou juist een verklaring is waarmee je niet bij een ontroostbare kleine jongen aan kon komen, wees men op een zware deur in de bijkeuken. Op slot. Geen sleutel. Alle metaalbeslag met een laagje roest overdekt.  Jouw vader Redhead heeft de sleutel gevonden. Door die deur is hij weggegaan. En weet, dat als je door die deur verdwijnt je nooit meer terug kunt komen.
Kleine jongens geloven echter niet alles wat grote mensen hen vertellen. Dit kleine jongetje bleef wachten bij die deur, want stel je toch eens voor, dat ... zomaar ... opeens ... op een goede dag ... die deur ... ópengaat..

wordt vervolgd...